Een voorkeurskind, is dat erg?
Als er iets niet mag in ouderschapsland, is het wel het hebben van een voorkeurskind. Als je twee of meerdere kinderen hebt, herken je het misschien wel: stiekem een (kleine) voorkeur hebben voor een van hen. Dat mag niet en dat kan niet, schreeuwen veel mensen, terwijl experts zeggen: da’s helemaal niet zo erg.
Als je je hierin herkent, wees gerust: je bent niet alleen. 95 procent van de ouders heeft een (lichte) voorkeur voor een van hun kinderen, tenminste, zo beweert auteur en journalist Jeffrey Kluger. Hij baseert dit aantal op een onderzoek van de universiteit van Californië. Daarnaast deed hij zelf ook onderzoek en daaruit bleek dat de jongste dochter vaak favoriet is bij vaders en dat bij moeders de oudste zoon het lievelingetje is. Middelste kinderen komen het minst vaak op een favoriete positie terecht.
Maar volgens kinderpsycholoog Tischa Neve is het helemaal niet erg om een voorkeurskind te hebben, zo vertelt zij in een interview. Ze denkt dat het goed zou zijn als ouders dit meer bespreekbaar zouden maken. Want als je je ervan bewust bent, kun je er iets mee doen.
Waarom een voorkeurskind?
Volgens kinderpsycholoog Tischa Neve komt die voorkeur voort uit herkenbaarheid. Dat klinkt ook nogal logisch: van het kind dat qua karakter het meest op jou lijkt, ken je de gebruiksaanwijzing (beter). Het is dus ook vaak zo dat de ouders allebei een ander voorkeurskind hebben.
Is het erg? Nee. Maar, zo waarschuwt de psycholoog, je moet er natuurlijk wel voor zorgen dat je kinderen dit nooit zullen merken. Het zelfvertrouwen van het minst favoriete kind, krijgt hierdoor – logischerwijs – een flinke klap. Merk je dat je kind het doorheeft? Dan moet je daar in investeren, zo legt de psycholoog uit in het artikel. Het is dan juist van belang om meer aandacht te besteden aan het kind dat zich achtergesteld voelt.