 
        ‘Mijn ouders hebben hun kat de naam gegeven die ik in mijn hoofd heb voor onze zoon, wat doe ik nu?’
 
                
                
            
            
            We waren bij hen op bezoek, gezellig aan de koffie, toen mijn moeder zei: “Oh, trouwens, we hebben eindelijk een naam voor de kat!” Ze straalde. “Hij heet Milo.”
Ik verstijfde. Milo.
Dat was dé naam. De naam die ik al weken in mijn hoofd heb voor onze zoon, die over een paar maanden geboren gaat worden. Niet zomaar een naam, dit is voor mij dé enige leuke jongensnaam. Kort, lief, stoer, precies goed. Ik had er zelfs al mee geoefend: Milo, kom je eten? Milo, niet aan de planten zitten! Het klonk perfect. En nee, ik vind andere namen niet zo snel leuk. Misschien Sem of Sam nog, of Mikki of Milan. Maar verder vind ik het allemaal mwa. Het is echt al lastig om een coole jongensnaam te vinden die niet ordinair klinkt.
En nu heet hun kat dus zo.
Ik probeerde luchtig te reageren. “Oh… leuk,” zei ik met een glimlach die voelde als gebarsten porselein. Mijn partner keek me aan met die blik van: blijf rustig. Maar vanbinnen kookte ik. Woest was ik. Als je dochter zwanger is, overleg je dan niet even de naam van je nieuwe huisdier?
Hoe dan? Hoe kun je, als aanstaande grootouders nota bene, de naam van je toekomstige kleinzoon afpakken en op een kat plakken? En dan ook nog zonder overleg? Ik bedoel, we hebben het niet letterlijk gezegd, ik had het alleen weleens laten vallen dat ik de naam Milo of Milan mooi vond. Maar blijkbaar was dat genoeg inspiratie voor hun kattenregister.
Mijn ouders hebben een leuke naam voor de kat
Sindsdien zit ik dus met een dilemma. Gebruik ik de naam alsnog, omdat ik hem écht mooi vind? Of laat ik hem gaan, omdat ik niet wil dat mijn kind en de kat van mijn ouders straks dezelfde naam hebben?
Want hoe leg ik dat later uit? “Nee lieverd, opa en oma riepen niet jou — ze riepen de kat.”
Iedere keer als ik nu bij hen ben en mijn moeder door de tuin roept “Milo! Kom eens hier, dikke knuffel!” voel ik iets in mezelf krimpen. Dat had mijn Milo moeten zijn.
Misschien is het overdreven. Misschien is het gewoon pech, een naam die toevallig in de lucht hing. Maar eerlijk? Het voelt alsof ze een klein stukje van mijn toekomstige gezin hebben ingepikt.
Ik heb nog even om te beslissen. Misschien vind ik een andere naam die nóg beter past. Maar elke keer als ik die kat zie, denk ik: je had mijn zoon kunnen zijn…’
 
         
         
         
        