
‘Ik heb moeders op het schoolplein eens horen zeggen van wie toch die zoon is, ‘met die idiote voornaam’

‘En ja, die is dus van mij. En ik vind zijn naam wel prachtig. Maar de moeders op school denken daar anders over, hoorde ik toevallig. Want zij hadden niet door dat ik vrij dichtbij stond.
Ik stond laatst op het schoolplein, zoals elke dag om drie uur. Je leert er snel hoe dingen werken: sommige ouders maken een praatje, anderen kijken vooral op hun telefoon, en weer anderen houden de laatste roddels in leven.
Op een middag ving ik een gesprek op tussen twee moeders die iets dichter bij elkaar stonden. Ik hoorde één van hen fluisteren: “Van wie is toch die zoon, met die idiote voornaam?” Ze lachten zachtjes, alsof het een geheimpje was.
En toen viel het kwartje: ze bedoelden míjn zoon. Mijn Boet.
Ik voelde mijn wangen warm worden. Alsof ik ineens te kijk stond, alsof iedereen wist dat ík die moeder was met dat kind, “met die idiote voornaam”. Het was geen moment van woede, eerder een steek van ongemak. Want ja, ik heb mijn zoon een naam gegeven die niet iedereen mooi vindt. Een naam die je niet overal tegenkomt, een naam waar we bewust voor gekozen hebben omdat hij bij ons iets bijzonders betekent.
Wat mij raakte, was niet dat ze de naam lelijk vonden – smaken verschillen. Het was de luchtigheid waarmee ze hem wegzetten, alsof mijn kind een curiositeit was. Alsof zijn naam iets was om stiekem om te giechelen.
Thuis keek ik mijn zoon aan terwijl hij verdiept was in zijn Lego-bouwwerk. Zijn naam past bij hem, dacht ik. Hij ís die naam. Sterk, eigenzinnig en uniek. En wie zou ik zijn om hem een veiliger, “normaler” etiket te geven alleen maar omdat het anderen beter uitkomt?
Op het schoolplein lach ik nu gewoon terug als ik diezelfde moeders tegenkom. Want ik weet: ooit zullen ze zich zijn naam herinneren. Misschien niet omdat ze hem mooi vinden, maar omdat hij anders is. En in een wereld vol Dylans en Lottes, vind ik dat eigenlijk een compliment.