‘Mijn zus werkt 40+ uur per week en ik vind dat zielig voor haar twee kleine kinderen’
‘Mijn zus is heel slim en ambitieus, altijd al geweest. Geen wonder dus, dat ze een goede baan heeft in de advocatuur. Maar ze werkt veel en is niet minder gaan werken toen ze moeder werd. Ik vind dat nu toch zielig voor mijn nichtjes.
Hoewel ik haar ambities bewonder en weet dat werk haar veel voldoening geeft, voel ik dat dit ten koste gaat van haar gezin en vooral van haar eigen welzijn. Het maakt me bezorgd en ergens ook een beetje verdrietig.
Mijn zus heeft altijd al hard gewerkt. Ze heeft veel geïnvesteerd in haar carrière en heeft nu een verantwoordelijke baan die veel tijd en energie vraagt. Toen ze kinderen kreeg, dacht ik dat ze misschien wat zou afschalen, dat ze een stapje terug zou doen om meer tijd met hen door te brengen. Maar het tegenovergestelde gebeurde. Ze bleef dezelfde lange uren maken, en ik zie hoe dit haar soms uitput. Logisch ook. Ze rent van vergadering naar vergadering, haalt de kinderen snel op bij de opvang en heeft daarna nauwelijks tijd voor zichzelf.
Waar ligt de grens?
Het is natuurlijk haar leven en haar keuze, maar ik vraag me af waar de grens ligt. Als haar oudere zus voel ik de verantwoordelijkheid om haar te beschermen, zelfs als dat betekent dat ik vragen stel over haar werkdruk. Hoe lang kan ze dit volhouden? Ik begrijp dat werk belangrijk voor haar is, maar ik vraag me af of het niet te veel van haar vraagt nu ze ook jonge kinderen heeft die haar nodig hebben. Juist in deze jaren. Straks krijgt ze later spijt dat ze dit heeft gemist?
Ik zie haar worstelen met het vinden van balans, vooral omdat ze het gevoel heeft dat ze nergens mag falen. Ze wil zowel een goede moeder zijn als een toegewijde professional. Dat is een bewonderenswaardige instelling, maar ik zie haar steeds meer opgebrand raken. Soms denk ik dat ze zich schuldig voelt als ze minder zou gaan werken, alsof ze niet langer voldoet aan de verwachtingen op haar werk of zelfs aan die van zichzelf.
Aandacht voor haar kinderen
Wat me het meest raakt, is dat ik het gevoel heb dat haar kinderen haar zo missen. Ze zijn nog klein en hebben op deze leeftijd een sterk gevoel van nabijheid en aandacht nodig. Er zijn momenten dat ik denk: had ik de moed maar om het onderwerp aan te kaarten zonder dat het lijkt alsof ik haar veroordeel. Misschien ben ik ouderwets, maar ik ben ervan overtuigd dat een kind in zijn vroege jaren vooral tijd en stabiliteit nodig heeft. En ja, een goede opvang kan voor drie dagen per week veel bieden, maar is toch niet hetzelfde als de aandacht van een mama. De andere dagen zijn ze bij hun vader of opa en oma.
Hoe kaart ik het aan?
Ik wil haar echt niet afkraken. Ze werkt zo hard en doet haar best om alles in goede banen te leiden. Maar tegelijkertijd voel ik de noodzaak om dit met haar te bespreken, om haar misschien aan te moedigen om op zoek te gaan naar een iets meer gebalanceerde levensstijl. Niet vanuit kritiek, maar vanuit liefde en zorg voor haar en haar kinderen.
Misschien zou ik het voorzichtig kunnen aanpakken door te vragen hoe ze zich echt voelt over haar werk en of ze ruimte zou willen maken voor meer rust in haar leven. Maar meestal ligt dit gevoelig en krijg ik een korte snauw terug. Misschien vraag ik hoe ze zelf haar balans ervaart en of ze gelukkig is met de huidige situatie. Ik hoop dat ze mijn bezorgdheid zal begrijpen en niet als een aanval zal zien. Uiteindelijk wil ik gewoon dat ze gelukkig is en niet dat ze zichzelf voorbijloopt in deze drukke periode van haar leven. En oh wat zal ze later misschien spijt hebben als haar meiden groot zijn en haar niet meer zo nodig hebben? Je kunt dan nog zoveel werken…’